Resultaten 121 - 125 van 125 resultaten

  • Voorkomen van legionella in zwembaden

    Om legionellabesmetting te voorkomen moeten alle zwembaden een risicoanalyse uitvoeren. Het gaat dan om openbare zwembaden, semi-openbare zwembaden (bijvoorbeeld op campings, in hotels en sauna's) en medische zwembaden. De risicoanalyse is verplicht.

    Blijkt uit de analyse dat er risicopunten zijn? Dan moet u een beheersplan en een logboek bijhouden. De provincie kan naar deze documenten vragen. De risicopunten moet u daarna elk half jaar opnieuw testen op legionellabacteriën.

    Melding legionellabesmetting in zwembadwater

    Het ontstaan van legionellabacteriën in zwembadwater (honderd kve of meer) moet door de houder van een bad- of zweminrichting onmiddellijk aan de provincie worden gemeld. U kunt daartoe onderstaand meldingsformulier gebruiken. Aan de hand van uw melding treedt de provincie met de houder in contact, teneinde adequate maatregelen te treffen en indien noodzakelijk het publiek te informeren.

  • Uitzichtstroken, ontheffing

    Uitzichtstroken

    1. Het is verboden op en langs wegen buiten de bebouwde kom bouwwerken, wallen, beplanting, gewassen, terreinafscheidingen en andere uitzichtbelemmerende voorwerpen te hebben dan wel te maken, respectievelijk aan te brengen, tot een grotere hoogte dan 0,75 meter boven de kruin van de weg, binnen een strook die begrensd wordt door de as van de hoofdverkeersbaan en een denkbeeldige lijn tussen twee willekeurige punten van die as op een onderlinge afstand van maximaal
      1. 280 meter bij autowegen;
      2. 200 meter bij voorrangswegen, niet zijnde autowegen, en wegen met voorrangskruispunten;
      3. 135 meter bij andere dan de hiervoor bedoelde wegen.
    2. De onderscheiden afstanden zijn afstanden gemeten over de as van de betrokken verkeersbaan.
    3. Het verbod in het eerste lid, aanhef, geldt eveneens binnen gebieden bij kruisingen en aansluitingen van wegen buiten de bebouwde kom, die worden begrensd door denkbeeldige lijnen die de hierna omschreven punten van de samenkomende wegen onderling verbinden:
      1. bij kruisingen en aansluitingen van zijwegen met autowegen, de punten in de as van de hoofdverkeersbaan van de autoweg op een afstand van 300 meter ter weerszijden van het snijpunt van de assen van de hoofdverkeersbanen van de samenkomende wegen en een punt in de as van de hoofdverkeersbaan van de zijweg op 10 meter afstand uit het genoemde snijpunt, met inachtneming van het gestelde in het derde lid en onverminderd het bepaalde in het vierde lid;
      2. bij kruisingen en aansluitingen van zijwegen met wegen waarop het verkeer voorrang heeft, de punten in de as van de hoofdverkeersbaan van de voorrangsweg op een afstand van 200 meter ter weerszijden van het snijpunt van de assen van de hoofdverkeersbanen van de samenkomende wegen en een punt in de as van de hoofdverkeersbaan van de zijweg op 10 meter afstand uit het genoemde snijpunt, met inachtneming van het gestelde in het derde lid en onverminderd het bepaalde in het vierde lid;
      3. bij kruisingen en aansluitingen van gelijkwaardige wegen de punten in de assen van de hoofdverkeersbanen van de samenkomende wegen op 40 meter afstand uit het snijpunt van die assen.
    4. Bij autowegen met twee hoofdverkeersbanen en dito voorrangswegen is de dichtst bij de zijweg gelegen hoofdverkeersbaan bepalend voor de toepassing van het tweede lid.
    5. Ten aanzien van parallelwegen of fietspaden die deel uitmaken van autowegen of wegen waarop het verkeer voorrang heeft, is het tweede lid, aanhef, van overeenkomstige toepassing voor gebieden die worden begrensd door denkbeeldige lijnen tussen punten op de buitenzijkant van de parallelweg of het fietspad, op een afstand van 75 meter ter weerszijden van het snijpunt van die buitenzijkant met de as van de van de hoofdverkeersbaan van de zijweg en een punt in die as op 5 meter buiten het genoemde snijpunt.
    6. Het verbod als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel c, geldt niet voor bomen, mits deze hoog zijn opgesnoeid en tussen de stammen voldoende doorzicht voor verkeersdeelnemers aanwezig is.

    Ontheffing of omgevingsvergunning
    Roerende zaken opslaan

    Op grond van artikel 2.2 (sub j en k) van de wet Algemene bepalingen omgevingsrecht geldt dat wanneer in een Provinciale verordening een ontheffing is vereist om roerende zaken op te slaan in het daarbij aangewezen gedeelte van de Provincie, dit verbod geldt als een verbod om deze activiteit uit te voeren zonder Omgevingsvergunning. Nu in artikel 11 van de Wegenverordening Zeeland 2010 is bepaald dat het verboden is om in uitzichtstroken uitzichtbelemmerende voorwerpen te hebben geldt dat als het uitzichtbelemmerend voorwerp aan te merken is als een roerende zaak voor deze handeling een Omgevingsvergunning aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag indien u in strijd met dit verbod handelt. U wordt in dit verband verwezen naar www.omgevingsloket.nl.

  • Gebruik van en activiteiten op wegen, ontheffing

    1. Het is verboden:
      1. op een weg land- en tuinbouwproducten te deponeren of te hebben, anders dan voor korte tijd op toegangsdammen buiten de berm en op geen kleinere afstand dan 1,80 meter uit de dichtstbij gelegen verkeersbaan;
      2. op een weg stoffen of voorwerpen te deponeren en te hebben die de weg verontreinigen of de afwatering van de weg belemmeren, dan wel gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg en de veiligheid van het verkeer op de weg;
      3. een weg zodanig te gebruiken dat daardoor schade aan die weg ontstaat;
      4. beplantingen en andere vegetatie op een weg te bemesten of met chemische stoffen te behandelen, dan wel de vegetatie op bermen en in bermsloten te maaien;
      5. op een weg een standplaats in te nemen of in te richten voor het ten verkoop aanbieden en leveren van producten;
      6. zich met een voertuig op een weg te begeven, anders dan via een weg, een uitweg of werken die tot uitweg dienen;
      7. een uitweg of werken die tot uitweg dienen, voor een ander doel te gebruiken dan tijdens het maken daarvan gebruikelijk was in verband met de bestemming van het terrein waarvoor de uitweg dient.
      8. Het is verboden in:
        1. delen van bouwwerken die tot boven een weg reiken, te maken of te hebben;
        2. aan bouwwerken langs een weg, voorwerpen, die tot boven de weg reiken, te bevestigen of te hebben;
        3. touwen, draden of kabels over een weg te spannen of te hebben;
        4. uitstekende delen van buiten een weg aanwezige beplanting tot boven of in die weg te laten reiken, tenzij die beplanting wordt onderhouden overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede lid, voor beplanting op een weg.
    2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel d, is niet van toepassing ten aanzien van maaiwerk aan bermsloten door of namens een waterschap, voor zover de zorg voor de waterbeheersing dat vereist.

    Ontheffing of omgevingsvergunning
    Roerende zaken opslaan
    Op grond van artikel 2.2 (sub j en k) van de wet Algemene bepalingen omgevingsrecht geldt dat wanneer in een Provinciale verordening een ontheffing is vereist om roerende zaken op te slaan in het daarbij aangewezen gedeelte van de Provincie, dit verbod geldt als een verbod om deze activiteit uit te voeren zonder Omgevingsvergunning. Nu in de Wegenverordening Zeeland 2010 (artikel 8) is bepaald dat het onder meer verboden is om land- en tuinbouw gewassen op te slaan en deze zaken in sommige gevallen aangemerkt kunnen worden als roerende zaken dient hiervoor een Omgevingsvergunning aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag indien u in strijd met dit verbod handelt. U wordt in dit verband verwezen naar www.omgevingsloket.nl.

  • Bos kappen

    Het omhakken of rooien van bossen of bomenrijen mag niet zomaar. Dit geldt voor een groep bomen of struiken, buiten de bebouwde kom van gemeenten, die:

    • een oppervlakte heeft van minimaal 1000 m2 of
    • bestaat uit 1 of meer rijen van minimaal 21 bomen, gerekend over het totaal aantal rijen

    Dit moet u vooraf bij de provincie melden. U doet dan een melding 'Kappen van houtopstanden (buiten de bebouwde kom)'.

    De provincie kan u verbieden te kappen als dat nodig is voor de bescherming van bijzondere natuurkundige of landschappelijke waarden. Een kapverbod geldt in principe voor 5 jaar, maar als de provincie dat nodig vindt, dan kan de provincie het kapverbod verlengen.

    Mag u wel kappen, dan moet u zorgen dat op dezelfde plek weer bos of een bomenrij komt.

    Als u de bomen permanent wilt verwijderen, moet u eerst een omgevingsvergunning aanvragen. Het aanvragen van deze vergunning en het indienen van een kapmelding moet u apart van elkaar doen.

    In de volgende situaties hoeft u het kappen van bomen niet bij de provincie te melden:

    • binnen de bebouwde kom (u moet dan meestal wel toestemming krijgen van de gemeente)
    • op erven en in tuinen
    • fruitbomen en windschermen langs boomgaarden
    • kweekgoed
    • uit populieren of wilgen bestaande beplantingen langs (water)wegen (alleen als deze niet geknot zijn);
    • uit populieren of wilgen bestaande beplantingen in 1 rij langs landbouwgronden (alleen als deze niet geknot zijn)
    • naaldbomen, bedoeld als kerstbomen, als deze niet ouder zijn dan 20 jaar
    • het dunnen van een houtopstand
    • als het kappen nodig is voor het aanleggen of onderhouden van brandgangen
    • als het kappen nodig is om de doelen van de Vogelrichtlijn te halen
    • als het kappen nodig is om de natuurwaarde van een Natura 2000-gebied te behouden
    • als het kappen nodig is voor:
      • het uitvoeren van een verkeersproject dat voor het hele land belangrijk is (bijvoorbeeld autosnelweg verbreden, Schiphol uitbreiden)
      • boren naar delfstoffen dieper dan 100 meter onder de oppervlakte
      • boren dieper dan 500 meter voor het winnen van aardwarmte
      • militaire activiteiten
      • een vlucht met opsporings- en reddingshelikopters buiten de reguliere routes
      • grensbewaking

  • Wijzigen en aantasten van wegen, ontheffing

    Wilt u als eigenaar of belanghebbende van aan een provinciale weg liggende gronden naar die weg bijvoorbeeld een uitweg maken, aanpassen of wijzigen, dan moet u daartoe een verzoek indienen bij het bevoegd gezag. Omdat iedere uitweg een gevarenpunt kan zijn, wordt een dergelijk verzoek alleen ingewilligd als er geen andere uitwegmogelijkheden zijn. In principe wordt één uitweg per kadastraal perceel toegestaan. Een en ander afhankelijk van de inrichting en het gebruik van het kadastraal perceel.

    Wijzigen en aantasten van wegen

    1. Het is verboden:
      • een weg op een bestaande weg aan te sluiten;
      • naar een weg een uitweg te maken of te hebben of een bestaande uitweg te wijzigen;
      • de aard en de afmetingen van een weg te wijzigen;
      • in een weg te graven of deze op een andere wijze aan te tasten;
      • enig ander werk uit te voeren waardoor in de toestand van een weg verandering wordt gebracht.
    2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het uitvoeren van onderhoud aan bermsloten door of namens een waterschap, voor zover dat onderhoud in  overeenstemming is met de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet en 5.2 Waterverordening Zeeland en /of artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet (Stb.1991/379, zoals sindsdien gewijzigd).

    Ontheffing of omgevingsvergunning
    Op grond van artikel 2.2 (sub d en e) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt dat wanneer in een Provinciale verordening een ontheffing is vereist om:

    • een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor zo ver daarvoor tevens een verbod geldt als in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
    • een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen

    een zodanige bepaling geldt als een verbod om deze activiteit uit te voeren zonder Omgevingsvergunning.

    In de Wegenverordening Zeeland is in artikel 6 bepaald dat het verboden is om nieuwe (uit)wegen aan te leggen, te wijzen of aan te tasten. Concreet betekent dit dat u voor deze activiteiten een omgevingsvergunning dient aan te vragen bij het bevoegd gezag. U wordt in dit verband verwezen naar www.omgevingsloket.nl. Voor bovengenoemde gevallen hoeft u dit formulier dus niet in te vullen.

    Uitzondering
    Wanneer ingevolge een bestemmingsplan, een beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit de aanleg of wijziging van een weg is toegestaan hoeft geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd. U dient nog wel een ontheffing op grond van de Wegenverordening Zeeland bij het College aan te vragen. Het formulier dat u op deze site aantreft is uitsluitend bestemd voor deze uitzonderingssituatie.